donderdag, oktober 27, 2005

Goed

Het internet kan een wonder der communicatie zijn.

Zo ontving ik vandaag een e-mail van een complete (nu iets minder) onbekende, met een uitgebreid en genuanceerd antwoord op enkele persoonlijke vragen die ik eerder aan vreemdeling x had toegestuurd. Zonder internet had ik burger x wellicht nooit vragen kunnen stellen, laat staan er antwoord op te krijgen.

Persoonlijke antwoorden, veronderstellen persoonlijke vragen. En omdat ik de voorkeur heb om in eerder welke situatie persoonlijke vragen te stellen zonder de obligate smalltalk krijg ik:

a) meestal geen antwoord of beschouwt men mij als een halve gare, of beide (met als beleefdheidgehalte dat niet aan mij kenbaar te maken)

b) bij wijze van uitzondering van een zeer kleine minderheid persoonlijke reactie's

Wie is er bvb. in geïnteresseerd om bij aanvang van een gesprek te horen te krijgen: ‘Mooi weer hé vandaag.’ (vooral niet als het slecht weer is). Ik zie verdomme toch zelf als de zon schijnt of niet of acht u uw gesprekspartner blind misschien?

Een mooi exemplaartje van menselijke communicatie, dagelijks wel ergens in één of andere variatie te horen.

- ‘Hoe ist?

- ‘Goed hé, en met u?’

- ‘Goed. Goed.’

- ‘En met de vrouw en de kinderen?’

- ‘Goed, onze Jan doet het goed op school.’

- ‘Blij dat te horen.’

- ‘Allé, tot de volgende keer hé’

- ‘Salut’

En als het cafégangers zijn, komt er bij de derde toevallige ontmoeting nog een opmerking als ‘en de volgende keer trakteren hé’ bovenop, wat dan niet wordt ingewilligd, want het is nu éénmaal zo’n uitdrukking die tot dezelfde categorie behoort als ‘goed’. Je kunt evengoed helemaal niets zeggen en persoon x straal negeren, maar dat zou men dan weer vreemd of onbeschoft vinden.

Waarom verschuilen dat we eigenlijk helemaal niets te vertellen hebben aan elkaar: om de gêne er wat minder op te maken? Of voelen we ons gewoon op ons ongemak bij persoonlijke vragen. Stel je voor dat je gewoon pardoes uit de kast springt en ondubbelzinnig stelt 'het gaat zo verschrikkelijk slecht met mij dat ik vanavond plan uit het venster te springen.' Uw gesprekspartner zou wellicht compleet van de kaart zijn en in het ergste geval wordt er zonder uw instemming een legertje hulpverleners opgetrommeld om u terug op het rechte 'goed hé' pad te brengen.

Zuuroprispingen krijg ik bij het aanhoren van klassieke staaltjes conforme non-communicatie.

Welke criteria gebruikt iemand om te stellen dat iets ‘goed’ is? Komt de Jan er goed van af omdat hij bvb. grote onderscheiding haalde op school? Misschien is de Jan wel één of andere sociopaat in wording omdat zijn ouders hem constant bedreigden met huisarrest als hij niet het verhoopte resultaat wist te (re)produceren. Of Jan werkt de naad uit zijn lijf omdat hij anders te horen krijgt dat hij ‘dom’ is. Misschien is de gesprekspartner uit het voorbeeld helemaal niet opgezet met zo’n positief antwoord want eigen dochterlief An bakt er helemaal niets van op school maar zoiets ga je toch niet aan de grote klok hangen in de ‘goed’-gesprekscultuur?

Vooral niet als je gesprekspartner eerder retorische vragen stelt, zodat al bij voorbaat de indruk wordt gegeven dat het gesprek (of wat daar moet voor doorgaan) behoort tot het domein van de als evident te beschouwen beleefdheids uitwisselingen.

En dan moet je nog de vraag stellen indien zulke conversaties werkelijk van respect getuigen. Want, wat maak je de ander wijs als het nu niet ‘goed’ maar integendeel zelfs op het randje van de complete instorting is? Dan is het zelfs complete prietpraat en een pertinente leugen om de situatie eens bij naam te noemen..

De eerste wildvreemde die op straat op mij afstapt en ronduit zegt: ‘Ik zie het niet meer zitten en ik verlang naar een serieus gesprek’ die neem ik mee op café en ik zal er waarschijnlijk een veel interessanter en informatiever gesprek op nahouden dan met alle ‘goed’-knikkers samen.

Mijn goede vriend J is vorig jaar na een ‘burnout’ van al dat maatschappelijk werk (zie de column ‘Maatschappelijk Assistent’) voor bijna zes maanden in de psychiatrie verzeild geraakt. Tegenwoordig verloopt de inleiding op onze gesprekken zo:

R: ‘Hoe ist?’

J: ‘Goed’

R: ‘Goed goed of goed?’

J: ‘Eerder Goed’

R: ‘Of is het slecht?’

J: ‘‘t Kan beter.’

R: ‘Moet je nog véél pillen nemen?’

J: ‘ … (opsomming)’

R: ‘Luister, ik ben ermee gestopt met al die pillen: als ik niet kan slapen, dan slaap ik gewoon niet. Als ik mij slecht voel, dan voel ik mij gewoon slecht. Op zijn minst weet ik dan nog wat ik voel.’

J: ‘En hoe voel jij je dan?’

R: ‘Slecht’

Geef toe, er zit toch al wat meer authentieke inhoud in de communicatie. We voelen ons beiden niet o.k. en waarschijnlijk zal die wetenschap delen met elkaar weinig aan de niet rooskleurige werkelijkheid veranderen, maar op zijn minst zijn we beiden geïnformeerd hoe het echt met die andere is gesteld. Je kunt dan alvast beginnen met je miserie te delen met elkaar.

Je kunt natuurlijk ook redeneren van ‘Ik heb zelf al genoeg zorgen kan op mijn kop, dus je kan mijn rug op met al je geëmmer.’ maar dan heb ik voorkeur om dit meteen ook duidelijk te stellen bvb. ‘Bespaar mij jouw problemen, ik heb er zelf al genoeg aan mijn kop.’

Zo weet die ander toch op zijn minst waar hij of zij aan toe is: aan verplichte ‘goed’ nieuws gesprekken, want die andere wil vooral niet te horen krijgen dat het ‘slecht’ is. Geen tijd, want de trein gaat subiet vertrekken.

Het is zelfs een teken van elementair respect om te stellen ‘Rot op met je gezeik’ boven ‘goed, goed’ want dat laatste slaat helemaal nergens op en ’t is nog een frappante leugen ook.

Maar de lafheid gebiedt ons om tot in der treure met wildvreemden ‘goed’-gesprekjes aan te knopen.

Zo voelde ik mij bvb. echt goed toen die wildvreemde waarmee we begonnen zijn, de tijd opbracht om mij van een persoonlijk antwoord te dienen. Zoiets is hoopgevend.

Om er een pointe aan te breien: vooraleer u ‘goed’ antwoord’ op één of andere standaardvraag, draai dan uw tong om en zeg gewoon ‘slecht’.

Dan kan de conversatie pas echt beginnen.