Terwijl ze over binaire en hexadecimale stelsels sprak,
bracht ze mij naar een floating point.
Haar dictie,
ontdaan,
van dialectische invloed.
Het gefrunnik aan de ring,
van haar rechterhand.
Wellicht een vriend,
of een minnaar,
vroeg ik mij af.
Haar elegantie,
vloeiend in de streling van haar vingers,
over het projectiescherm.
Haar tengere gestalte
omhulde haar analytisch brein.
Ze was klein van gestalte,
groter, dan ik kon omvatten.
Kom en verscheur mij Venus.
ik ben weerloos.
Jij bent geen sneeuwwitje,
maar ik kan mijn best doen,
om de wolf te zijn.