let’s break out the booze. If that’s all there is.” – Peggy Lee Sue
Elke dj-sessie kende haar crescendo.
Nauwgezet opgebouwd naar een orgelpunt.
Boven het tumult buldert X mij toe:
- “Eisbär, weet je wanneer het een goede dag is?”
- “NEE”, schreeuw ik.
- “Als je ’s morgens in de spiegel kunt kijken en jezelf nog herkent.”
X en ik: we kenden elkaar 15 jaar.
Eén blik volstond, synchroniciteit van het hoogste niveau.
Maar we hadden dan ook vaak in elkaars ogen,
de meest bodem - en uitzichtloze putten gezien.
In essentie kwam onze verstandhouding hierop neer:
X en ik: we waren het stadium voorbij elkaar nog raad te geven.
We kenden elkaars demonen en we aanvaarden ze.
Ik had met X subculturen verkend en omgangsvormen gezien,
waar een doorsnee burger enkel via studies en documentaires mee in aanraking kwam.
En waarom?
“Laat de verdomde fanfare er op los”, zegt X.
X bedoelde hiermee: iedereen is toch strontzat op een nieuwjaarsfeestje, we kunnen er maar helemaal een circus van maken. Het maakt niet uit wat je draait: it’s all entertainment.
We waren multicultureel, hij en ik.
Voor ons de generatie die van jongs af aan om de oren werd geslagen met termen als
“quality time”, “concurrentiepositie”, en “flexibiliteit”.
Maar er waren die zeldzame unieke momenten van symbiose en verbinding.
Dat moment waarop je elkaar recht in de ogen kunt zien en volstrekt aanvaard wat je erin zag.
Ik heb vrijzinnigen, moslims, katholieken, boedhisten, academici, de man-met-de-pet en miet-met-het-vergiet, heroïnejunkies en gokverslaafden ontmoet, gesproken met mensen die schreeuwden om een uitweg of die met hun euforie geen weg wisten.
Vaak mensen waar de burger zijn neus voor op haalde vanwege hun doorgaans bedreigende vreemdheid. Honderden mensen, misschien duizend. Al die gezichten, al die stemmen.
De jongeren hadden de wereld geërfd zoals het hen was geschonken.
Als een complete puinhoop op de rand van de waanzin én een ecologische catastrofe:
waar alles te koop was, inclusief het recht om te vervuilen.
Hoe u aan geld raakte was niet van belang,
zo lang u het maar tevoorschijn kon toveren.
We snelden in volle vaart vooruit en wie af en toe in de achteruitkijk spiegel keek, zich afvragend waar hij of zij mee bezig was, die hield beter stug de blik op de horizon.
Erbij stilstaan was vaak te pijnlijk geworden:
doordoen, rouleren en koop uw kaartjes aan de kassa.
Een aardbol waar het westerse geëxporteerde cynisme regeerde,
waar het bonton was om met je ellebogen te zwaaien,
voor een plaats in het kiekenkot.
“Laat de verdomde fanfare er op los.”, zegt X.
De fanfare was een allusie op het einde van een Fellini-film.
Ik deed het niet meer zo vaak maar als ik gevraagd werd om achter een discobar te kruipen,
zinderde de adrenaline in mij. Ik zette mij schrap: alles of niets.
De grote truuk was om het geduldig op te bouwen,
“Laat de verdomde fanfare er op los.”, zegt X.
Ik trok de schuiver van de bas naar beneden,
Zonder op de digitale synchronisatie knop te duwen,
Die 5 minuten, die finale, 't is zo intens:
Ik sloot mijn ogen en concentreerde mij louter nog op het ritme.
Het publiek bewoog, hun glazen zwaaiend.
Eerst als een kabbeling,
dan als een golf,
een oceaan.
“YIHAA”, zei ik.
“Eisbär, great performance: on-y-va?”, vroeg X.
X zette de stroboscoop op gang, drukte op de rookmachine,
De muziek dreunde door.