dinsdag, augustus 07, 2007

Zen and the Art of Poker (deel 1)

Poker: it takes a half hour to learn, a lifetime to master.’
– Johnny Chan, tweevoudig wereldkampioen 1987-1988


De winnaar van de W(orld) S(eries) O(f) P(oker) 2007 is Yerry Yang, 39 jaar, vluchteling uit Laos, getrouwd met zes kinderen en nu goed en wel levend en werkend in Californië als psycholoog én maatschappelijk werker.

Met de W.S.O.P.-wereldtitel strijkt Yerry Yang een bedrag op van 8.500.000 $ (ja, u leest het goed).
Tien percent schenkt hij meteen weg aan goede doelen, de andere negentig procent zullen dienen voor een comfortabel leven voor zichzelf, zijn zes kinderen en zijn vrouw die in de 'graveyardshift' werkte én hulp voor zijn minder fortuinelijke landgenoten uit Laos.

Yang schreef hiermee historie: als de 'underdog' die een fervent maar amateur pokerspeler was, die het opnam en haalde tegen een schare van gehaaide beroepsspelers.

Mathematici, psychologen, schrijvers, filosofen, aandelenhandelaars, cowboys en zelfs (uit Nederland) een hoogleraar in de historiek maar ook Jan met de pet en Miet met het vergiet; pokerspelers vind je onder alle rangen en standen van de bevolking.

Met kansspelen heb ik een haat-liefdeverhouding.

Vóór 1999 had ik naast het lottoformulier en het occasionele kansbiljet nog nooit een casino van binnen uit gezien. Dat veranderde toen eind de jaren '90 in België de kansspelhallen oprukten. Casinospelen werden ‘gedemocratiseerd’: voortaan hadden de schaars gedoogde casino’s en de alomtegenwoordige Nationale Loterij niet langer het monopolie, wanneer het op de organisatie van kansspelen aankwam.

Terwijl één speljeton in een casino zo’n 2 € kost, kon de minder kapitaalkrachtige speler in kansspelhallen terecht, waar voor 0.25 € kon worden ingezet.

Twee vrienden, beiden postbode, gingen er voluit voor mét zeer nefaste financiële gevolgen.


Hun routineus leven en onderbetaalde zware fysieke job met weinig sociale status, dat wilden ze zoveel mogelijk vergeten, terwijl ze gaandeweg elk zo’n 5.000 € of meer verloren aan de roulettetafels in kansspelhallen. Gevraagd als ze het géén zonde vonden dat verkwiste en zuurverdiende geld, antwoorden ze steeds iets in de trend van...

ik leef als ik gok.

En dat klopte nog ook… Nooit had ik beiden zo geanimeerd en enthousiast gezien als toen aan die roulettetafels… maar de prijs was navenant voor die kortstondige momenten van euforie, waarop de bal op hun nummer eindigde én er meteen een rondje werd besteld.

Nergens heb ik méér kleurrijke figuren ontmoet dan in het gokmilieu.
Zo was er bvb. de kunstenaar die zijn gokfixatie sublimeerde in zijn schilderijen, er was de ex-docent die nu een alcohol- en gokverslaving combineerde, er was de mathematicus die elke inzet nauwgezet berekende, er was de filosoof met zijn discours, er was de madam met haar slecht huwelijk én geld te veel, er waren de waarzeggers…

Ze hadden fascinerende menselijke verhalen te vertellen; vol tragedie; vol daden van heldendom en menselijk tekort.

Ik begon gokliteratuur te verslinden.

Eén auteur waar er steeds naar werd gerefereerd was Blaise Pascal, samen met Fermat grondlegger van de waarschijnlijkheidsrekening. Pascal leerde mij hoe typische casinospelen als jackpots, roulette, baccarat (kaartspel) en craps (dobbelsteenspel) op lange termijn onvermijdelijk tot verlies voor de speler leiden.

De reden hiervoor is de wiskundig ongelijke verhouding tussen de uitbetaling bij winst van de speler én het risico voor diezelfde speler.


De meest éénvoudige vergelijking om dit duidelijk te maken: als een muntstuk wordt opgegooid dan is er 50 % kans op kop of munt of 1 kans op 2..
Als de speler wedt op kop of munt, dan zou het genomen risico evenredig dienen te worden beloond m.a.w. de speler zijn inzet wordt verdubbeld bij een correct gewedde uitkomst. In dit geval zou het onmogelijk zijn, noch voor de organisator, nog voor de speler om op lange termijn winst of verlies te maken, gezien de statistische verwachting dat het muntstuk, met inachtname van fluctuaties, gemiddeld evenveel op kop of munt zal vallen.

Hier komt de aap uit de mouw: de casino’s verdienen fortuinen door de uitbetaling voor het genomen risico van de speler nét iets kleiner te maken dan het door de speler genomen risico. De speler kan op korte termijn winnen door fluctuaties maar de lange termijn trend zal onvermijdelijk negatief zijn.

Maar volgens de vakliteratuur bestonden er wel degelijk beroepsgokkers…

Het percentage consistente lange termijnwinnaars wordt geschat op minder dan 5 % van alle spelers. Hoe slaagden zij erin om de negatieve verwachting op lange termijn toch te overwinnen: door evengoed gebruik van de waarschijnlijkheidsrekening.

De ingenieur Joseph Jaggers had bvb. in 1873 het Monte Carlo casino zeer zware financiële verliezen toegebracht, door via grote steekproeven van de uitkomsten van een roulettewiel, statistisch te achterhalen dat enkele cijfers van dat specifieke wiel een meer dan gemiddelde verwachte kans hadden om te vallen.

Joseph Jaggers identificeerde wat nu in het gokjargon welbekend is als een ‘bias’: door gebruiksslijtage van het roulettewiel, treden er vaak subtiele imperfecties op waardoor de kansen niet meer perfect gelijk verdeeld zijn. Vergelijk met een muntstuk dat zeer licht verbogen is, waardoor de kansen niet meer 50/50 zijn op kop of munt.

Joseph Jaggers gebruikte hiervoor een combinatie van binominale waarschijnlijkheidsrekening, standaard deviatieberekening en de Chi Square test.

Toen de ingenieur, na het nemen van een zeer geduldige steekproef, aan de slag ging met een bescheiden inzet op steeds dezelfde cijfers én hiermee winst begon te boeken, dachten de uitbaters van het casino eerst aan een ‘lucky streak’ (een speler wint door de geluksfactor méér dan gemiddeld gedurende een korte tijd). Maar toen de ‘streak’ bleef aanhouden én de ingenieur op de sympathie van het publiek kon rekenen, aarzelden de uitbaters om in te grijpen. De ingenieur bleef gestaag de inzet opvoeren tot uiteindelijk, de bank barstte (‘breaking the bank’): het moment waarop een casino niet méér voldoende in de kluis heeft om de uitbetalingen te kunnen garanderen) en het spel werd stilgelegd.

Gezien de ingenieur de spelregels niet had overtreden, was het Monte Carlo casino verplicht om de speler een netto gewonnen bedrag van 325.000 € uit te betalen (equivalent van 30.000.000 $) vandaag.

De strijd van David (de speler) tegen Goliath (het casino) nam hiermee epische proporties aan.

Een nieuwe generatie van beroepsgokkers verrees, geïnspireerd door het succesvolle voorbeeld van Jaggers en andere epigonen die voortdurend op zoek waren naar ‘the edge’ (een spelfase waarbij de kansen vaak zeer subtiel maar voldoende in het voordeel van de speler zijn gekanteld).

De beroepspeler is een combinatie van mens-machine. Tegelijk een connaiseur van menselijke gedragspatronen en een 'whizkid' in waarschijnlijkheidsrekening met maar één doel voor ogen: to find 'the edge'.: een inzet met een mathematisch positieve verwachting.

Beroepsgokkers legden zich in het bijzonder toe op Blackjack (éénentwintigen, waarbij spelers met een fenomenaal geheugen en enorm concentratievermogen, tijdens sommige spelfases een mathematisch voordeel konden halen op het casino) en poker (de meest complexe uitdaging van alle kansspelen, gezien de combinatie van menselijke en mathematische factoren).
Uw blog verslaggever besloot om de pokerwereld nader te onderzoeken, gewapend met een half dozijn pokerboeken én a
ls participerend observant, want niets overtreft de ervaring.

Zodra ik de spelregels onder de knie had, én eerst begon te oefenen met 'monopolygeld' (nepcash), wist ik meteen:

ik ben niet langer een observator, ik ben en ben altijd geweest:
een pokerspeler.

(wordt vervolgd)


(onder: foto van Isabelle Mercier, geniale pokerspeelster uit Frankrijk;
handelsmerk: het frële meisje, die meedogenloos haar tegenspelers afmaakt)