Ik herinner mij jou X.
Ik denk regelmatig nog aan jou.
Ik herinner mij toen je mij vroeg om erbij te zijn,
toen de wet had beslist dat je mocht gaan.
Ik herinner mij toen je mij vroeg als ik je hand wou vasthouden,
toen je verlosser binnenkwam.
De anderen waren van je heengegaan maar niet ik.
Ik hield je hand vast.
Je zei:
“Sommigen wie achter blijven,
zullen nooit kunnen begrijpen, waarom anderen willen heengaan.”
En ik zei: “Ik begrijp je.”
Want ik begreep het.
Je knikte instemmend.
Dat kleine gebaar van jou herinner ik mij zo goed.
We keken elkaar voluit aan.
Nu waren er geen geheimen meer.
Je oogcontact dwaalde af.
Alsof je heel moe werd.
Je handdruk verslapte.
Alsof je sliep.
En ik zei:
“Ik begrijp je.”